“Verliezen met stijl is ook een kunst: trots is geen stand, het is een houding."
Ik coachte een MO11-2 team. Tot dan toe liep het als een zonnetje: we speelden met flair, wonnen met overtuiging, en het zelfvertrouwen groeide sneller dan onkruid in mei. Tot die ene zaterdag. Regen. Wind. We speelden op kunstgras, waarbij zij de kunstjes deden en wij meestal op het gras lagen. En voor we goed en wel doorhadden dat de aftrap was geweest, stonden we al 0-6 achter. En dat was nog vóór de limonade.
De ouders van de tegenpartij waren niet te missen. Ze juichten bij elke geslaagde pass alsof hun dochter net een contract bij Ajax had getekend. En met zes doelpunten op het scorebord hadden ze alle reden om hun stembanden op te warmen voor een eventuele afterparty. Mijn meiden daarentegen zagen hun zelfvertrouwen per minuut verdampen, ondanks mijn pogingen hen bij de les te houden — pogingen die inmiddels meer weg hadden van een stand-up act met een educatieve ondertoon dan van wedstrijd coachen.
In de kleedkamer hing de sfeer van een slecht verjaardagsfeest waar niemand zin in had.
“Hoe gaat het?”, vroeg ik.
“Niet goed.”
“Wat ging er dan niet goed?”
“Alles.”
Tja. Als je team in koor “alles” zegt, weet je dat het tijd is voor een andere aanpak. Dus ik deed wat elke coach in zo’n situatie doet: ik improviseerde alsof ik auditie deed voor een rol in een sportfilm. Ik benoemde een paar dingen die wél goed gingen. Zoals hun inzet. Of nou ja, de poging tot inzet. Was het helemaal waar? Nee. Maar soms moet je feiten lichtelijk rooskleuriger voorstellen om het juiste gedrag te stimuleren.
Toen zei ik: “De tegenstander is vandaag gewoon beter. Dat gebeurt. Of… we kunnen met z’n allen gaan zitten sippen. Wie begint? Wie is er goed in sippen?”
Ik trok een gezicht alsof ik net hoorde dat de kantine geen tosti’s meer had. De eerste giechel kwam los. Toen nog één. En voor ik het wist, zaten ze te lachen. De sfeer draaide. Ik gaf elk meisje een compliment — over een slimme pass, een goede loopactie, of gewoon het feit dat ze nog niet naar huis waren gelopen.
“Zijn wij goede of slechte verliezers?”
“Goede!”
Annamarie keek me aan met de blik van iemand die net haar zak snoep heeft moeten inleveren.
“Verliezen is niet goed.”
“Klopt,” zei ik. “Maar als het dan toch moet, dan liever met opgeheven hoofd dan met hangende schouders. Slecht verliezen is stampvoeten, zuchten, en kijken alsof je net je favoriete knuffel kwijt bent.”
Ik deed het voor. Stampvoetend, zuchtend, hoofd omlaag.
“Willen we zo verliezen?”
“Nee!”
Alleen Annamarie riep “Ja”. Ik besloot wijselijk haar te negeren.
“Laat dan maar eens zien hoe je goed verliest.”
Ze gingen rechtop staan. Keken elkaar aan. En begonnen te lachen. Missie geslaagd.
“Denken jullie dat we er eentje kunnen maken?”
“Ja!”
“Mooi. Dan is dat ons doel. Eén doelpunt. En we blijven spelen alsof het nog 0-0 staat.”
We stonden inmiddels 0-10 achter. Maar vlak voor het eindsignaal — de legende wil dat het de allerlaatste seconde was — maakten we ons doelpunt.
Wat er toen gebeurde, was pure poëzie. De meiden juichten alsof ze nooit meer naar school hoefden. Ouders glunderden alsof ze hun kind voor het eerst hadden zien fietsen. En ik… ik produceerde een vreugdekreet die ergens tussen opera en sirene zat. De tegenstander keek wat beduusd toe, alsof ze niet wisten of ze nu ook moesten juichen of gewoon beleefd moesten knikken.
Ons Hoofd Jeugdopleidingen liep langs en vroeg: “Zo, lekker gewonnen?”
“Zeker weten,” zei ik.
En dat meende ik. Want soms is één doelpunt meer dan genoeg.
Resultaat is niet het enige dat telt
Een verloren wedstrijd kan alsnog winst opleveren: teamgeest, veerkracht en jawel—plezier. Zie het als schrale troost of als diepe waarheid, maar ontwikkeling weegt zwaarder dan de eindstand.
Blijf positief en herdefinieer succes
Bij een ongelijke strijd: stel simpelweg een kleiner, haalbaar doel. Bijvoorbeeld: één keer scoren. Lukt dat niet? Dan een mooie actie. Ook niet? Een scherpe tackle? Nog steeds niet? Hm... misschien dan: niemand die de bal tegen z’n gezicht krijgt.
Alle gekheid op een stokje—vergeet het resultaat, en richt je op andere lichtpuntjes. Ja, zelfs in de meest troosteloze veldvertoning zit een lichtpuntje verscholen. En dáár ben jij voor: om het te vinden, te benoemen, en spelers dat beetje moed terug te geven dat in hun sokken is gezakt.
Erken pijn, maar laat het niet de boventoon voeren
Teleurstelling mag er zijn—graag zelfs. Maar buig die om met relativering en een vleugje humor, zodat het team weer uit de startblokken komt.
Een speelse aanpak werkt vaak beter dan een strenge peptalk. Humor ontspant, verbindt en zet aan tot actie. Het hoort niet alleen thuis in de kleedkamer—het is ook een tactisch wapen. Met glimlachgarantie.
Spelers leren:
De uitslag? Die blijft. Maar met de pijn kun je wél wat doen. En dan bedoel ik niet de schuld afschuiven op de scheids of het gras dat zogenaamd te lang is. In goede handen wordt een ramp een legopakket voor karakterbouw. Wie stevig blijft staan ná een pak rammel, verdient respect dat geen scoreboard kan meten. Verliezen met trots is óók een vorm van winnen—zonder er een polonaise van te maken.
En vergeet nooit de edele kunst van jezelf uitlachen: zelfspot na 0-11 is de eerste stap richting mentale spierballen.